U bent hier
Grensoverschrijdend gedrag (een pleidooi)

Omdat filmbeleid ook tot mijn bevoegdheid behoort, stelde ik onlangs een schriftelijke vraag aan minister Gatz over Vlaams-Nederlandse coproducties. Het lijkt immers niet meer dan logisch dat we over de grenzen heen naar samenwerking zoeken. Vlaanderen en Nederland vormen een klein taalgebied, reden te meer om uit te gaan van het principe ‘samen sterk’.
Uit het antwoord van de minister leerde ik dat de Vlaams-Nederlandse filmsamenwerking 1 van de langstlopende en meest hechte in Europa is. De samenwerking wordt opgevolgd door aan Vlaamse kant het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) en bij onze noorderburen door het Nederlandse Filmfonds (NFF). Hun huidige overeenkomst bepaalt dat er van ieder territorium 4 langspeelfilms voor elk 200.000 euro gesteund worden, en 2 animatiefilms en 3 documentaires voor elk 50.000 euro.
Die streefdoelen worden niet altijd gehaald. Er zijn jaren bij dat de spoeling wat dunner is, maar dan verschuift het budget naar het volgende werkjaar, in de hoop dat er dan wel voldoende vraag is naar coproductie.
Positief is zeker dat het VAF en het NFF voorrang geven aan origineel, nieuw werk – geen ‘remakes’ dus. Het zou inderdaad zonde zijn films over de grenzen heen opnieuw te maken, gewoon om ze een lokale touch te geven. Uit het antwoord van Gatz: ‘Dit zou bovendien ver afstaan van de filosofie van deze overeenkomst die samenwerking wil bevorderen i.p.v. successen laten kopiëren.’
Bij de laatste evaluatie kreeg de overeenkomst goede punten: de kwaliteit stijgt, de filmmakers komen tot structurele samenwerkingen en grotere kennis van de sector over de grenzen heen, o.m. dankzij kennismakings- en overlegmomenten tussen producenten.
Toch zijn er 2 pijnpunten: de distributie en het publieksbereik. Het is niet omdat een film een Vlaams-Nederlandse coproductie is dat die over de grens verdeeld wordt, te zien is. En in de gevallen waarin dat wel zo is, is promotie / ondersteuning en tenslotte publieksopkomst een probleem. Gatz: ‘De bezoekersaantallen zijn meestal teleurstellend.’
Zo komt het dat op de lijst met coproducties die ik ontving (vanaf 2005), er veel titels opduiken die mij helemaal niets zeggen, en ik neem aan dat een Nederlands parlementslid dat de cijfers zou opvragen ook veel onbekende titels zou opmerken.
Ik kan dat illustreren met enkele films die binnen de samenwerking tot stand kwamen, hier een kassucces waren, maar in Nederland amper vertoond werden, laat staan een publiek bereikten. Met voor 2007 een voorbeeld in de andere richting.
Bezoekcijfers Windkracht 10 (2005)
België: 233.448, Nederland: 3.000
Bezoekcijfers Ben X (2006)
België: 337.500, Nederland 7.500
Bezoekcijfers Oorlogswinter (2007)
België: 64.100
Nederland: 890.600
Bezoekcijfers De Helaasheid der Dingen (2008)
België: 526.950
Nederland: 72.000
Bezoekcijfers Rundskop (2009)
België: 461.875
Nederland: 16.000
Bezoekcijfers The Broken Circle Breakdown (2011)
België: 453.404
Nederland: 20.968
Pijnpunten = werkpunten.